Sinds 2007 ben ik werkzaam in de GGZ en behandel ik mensen die worstelen met verschillende problemen. Eindigheid, rust, de dood, suïcide en euthanasie zijn onderwerpen die ik iedere week tegenkom en waar ik actief mee aan de slag ga.
Op de eerste plaats is spreken over de dood bij mij geen taboe en vindt dit altijd plaats zonder oordeel. Ik benoem naar mensen dat ik ook geen recht heb om hier een mening over te hebben. Het leven is immers iets waar de ander eigenaar van is.
Wel ben ik altijd nieuwsgierig wat maakt dat iemand een behoefte heeft aan rust, de dood, of euthanasie. De wens tot suïcide, of een suïcidepoging, is voor de ander zeer ingrijpend. Voor mij als hulpverlener uiteraard ook. Ik gun mensen een fijn leven, een leven waar ze betekenis mogen voelen.
Ik heb mogen leren van de mensen waarmee ik werk dat het gebrek hieraan als een ontzettende leegte kan worden gevoeld. Sommige mensen vertellen mij ook dat ze ‘moe zijn gestreden’. Dat ze behoefte hebben aan rust.
Wanneer ik luister naar de verhalen, en me een voorstelling probeer te maken, begrijp ik deze behoefte vaak heel goed. Als hulpverlener ben ik nooit deskundig over het leven van de ander. Wel probeer ik een deel van de last samen te dragen. Er is vaak een enorme behoefte aan connectie, begrepen worden en aan iemand die een stukje ‘meeloopt’ binnen de eenzaamheid.
Dat wil niet zeggen dat de wens aan de dood vervolgens verdwijnt. Wel kan het gebeuren dat je tijdens ‘de wandeling’ samen iets anders ontdekt. Ik respecteer mensen in hun wens, maar ben altijd eerlijk over het feit dat ik hoop dat we samen iets nieuws tegen komen. Iets dat de moeite waard is, iets wat perspectief geeft. Een expert ben ik zeker niet, maar ik denk te hebben ontdekt dat bovenstaande een fijne werkwijze is voor de ander.
Het helpt om zelf niet bang te zijn voor de dood, of het gevoel te hebben dat je de ander moet behoeden voor de dood. Ik probeer de ander wel te beschermen tegen een impuls, een ongeluk, een moment dat niet meer terug te draaien valt. Daarbij realiseer ik mij ten volle dat ik als hulpverlener er zelden ben op de momenten dat mensen echt heel diep zitten. Ik probeer bescheiden te zijn naar mezelf over de invloed die ik écht heb, maar probeer wel van betekenis te zijn voor de ander.
Hoe gek het ook klinkt, ik vind het werken met de dood (en alles wat daarbij hoort) inspirerend en fijn. Tegelijk is het soms heel zwaar, maar gelukkig doe je het nooit alleen. Een goed steunsysteem thuis en fijne collega’s zijn heel belangrijk. Ook deel ik mijn eigen worsteling op een gezonde manier met de ander. Het is immers niet fijn wanneer de hulpverlener zelf geen gevoel en kwetsbaarheid laat zien. Ik hoop dit werk nog lang te mogen doen.
– Senne Pol
Klinisch Psycholoog – Reinier van Arkel